Uitdagend signaleren?

Gepubliceerd op 30 september 2022 om 14:46

Iets meer uitgebreid: Waarom is er CSF werking op de Broebelschool?

Recent onderzoek wijst uit dat bij 10 tot 15 percent van de leerlingen er een grote leerbehoefte bestaat dan de scholen gemiddeld aangeven. Dat komt omdat zij over het algemeen sneller verbanden leggen, meer onthouden, meerdere strategieën ontwikkelen om tot oplossingen te komen, enz... De kans bestaat dat deze kinderen als zij niet uitgedaagd worden  motivatie in school verliezen en onterecht als lui worden aanzien. Sommige van deze leerlingen kunnen dan in het middelbaar zwaar tegen een muur aanlopen omdat ze nooit hebben leren leren, doorzetten enz. Daarom hebben deze kinderen in het lager reeds begeleiding nodig om aan hun leerbehoeften te voorzien.

Voordelen zijn: - kinderen blijven gemotiveerd

- ze leren hun executieve functies ontwikkelen net zoals andere kinderen

- ze ontdekken bepaalde kwaliteiten die misschien anders zouden verborgen blijven

- ze leren bepaalde competenties (doorzetten, samenwerken) die anders misschien niet zouden ontwikkeld worden. 

 

Wat is CSF?

Cognitief sterke functionerende leerlingen (CSF) zijn leerlingen die sterk zijn cognitief op cognitief vlak. Dit kan op verbaal gebied zijn, op inzichtelijk vlak zijn, of nog andere gebieden. Maar het kunnen ook leerlingen zijn die zeer gemotiveerd zijn en hard werken en daarom cognitief sterk functioneren. Het kunnen ook leerlingen zijn die cognitief sterk potentieel hebben, maar niet cognitief presteren in de klas. (moeilijkste groep om te signaleren).

 

Waarop let het schoolteam? Hoe signaleren we de bladbijters ?

    Er wordt op de knipperlichten gelet gedurende de hele schoolloopbaan.Cognitieve knipperlichten (leerkenmerken) zijn: snel van begrip, leert met minimale instructie, heeft uitstekend geheugen, gebruikt meer strategieën bij probleemoplossend denken, kan complexe ideeën begrijpen; kan abstract denken.

    Zijnskenmerken kunnen een indicatie zijn maar worden heel snel verkeerd geïnterpreteerd. Op veel website zal je jammer genoeg zulke lijstjes vinden (hooggevoelig, rechtvaardigheidsgevoel), maar afgaan op zulke kenmerken kan tot fout signalisatie leiden en is een misvatting (Ankerscholen 2023).  Een kind kind even goed hooggevoelig zijn maar niet CSF. Dan kan het zijn dat die ook zorg nodig heeft, maar dan valt dat niet onder de bladbijters maar wel andere brede basiszorg.

     

    Wanneer observeren we?

    Dit gebeurt tijdens de dagdagelijkse oefeningen (LVS toetsen, doortoetsen, rekenen, mondiger dan gemiddeld, rijke woordenschat, heel snel opnemen leerstof, inzicht, gedetailleerde kindertekeningen), maar ook via  op de speelplaats observaties (vrije momenten, forum, mos klassen). Daarnaast wordt er ook steeds meer ingezet op uitdagend signaleren, waarbij uitdagend aanbod wordt geboden om te zien hoe kinderen en jongeren daarmee omgaan.

     

     

    Wie observeert?

    Iedereen. De ouder, de leerkracht, het zorgteam, het clb en soms zelfs de kinderen zelf.

    Samen met alle participanten wordt voor alle leerlingen binnen zorg samengewerkt om te signaleren, noden in kaart te brengen, plan van aanpak op te maken, te evalueren, bij te sturen. Voor de groep leerlingen van de bladbijters is dit niet anders. Het kan dus best zijn dat er in een klas een leerling zit die knap is, maar waar op een gegeven moment nog geen echte noden zichtbaar zijn. Voor deze leerling zal dan nog niet overgegaan worden tot een zorgvraag. Het kan zijn dat deze zich later voordoet en dan nemen we de leerling wel op met een duidelijke zorgvraag.

     

    Wanneer adviseren wij een kind om bij de bladbijters te komen?

    Het lijstje hieronder is maar een mogelijke reden. 1 reden is vaak niet voldoende.

    Het gaat om een samenloop van verschillende elementen. 

    - Wanneer een kind het gevoel heeft te weinig te leren in de klas

    - Wanneer een kind uit verveling omdat het niet snel genoeg gaat rebels gedrag gaat vertonen

    - wanneer de executieve functies (zie uitleg toolbox) niet voldoende ontwikkeld zijn

    - wanneer een kind nood heeft aan versnelling/compacten en verrijken/verdieping

    - wanneer een kind nooit in een leerkuil terecht komt

    - wanneer een kind alle leerkenmerken op hoog niveau bezit en toch gemiddeld presteert

     

    Wie beslist hierover?

    De deelname tot de groep bladbijter wordt steeds in overleg met de ouders, de klasleerkracht, begeleider Jo, coördinator Nathalie en zorgcoördinator Nico bepaald. (voor stimulerend signaleren is dat niet zo want dat wordt bij alle kinderen in de klas gedaan en behoort tot het alledaags schoolgebeuren). 

    Hierin is cruciaal dat een helder protocol voorop staat die zowel voor ouders, kinderen, leerkrachten duidelijk is. Hierin moeten we steeds alert zijn om bepaalde bias zoveel mogelijk te elimineren (meisjes, anderstaligen, moeilijke thuissituatie).

     

     

    Tot slot.

    We moeten ook eerlijk zijn dat de school maar beperkte draagkracht heeft in zorg. Wanneer we merken dat de bepaalde zorgnoden te hoog worden gaan we in overleg met de ouders of er extra hulp kan gevonden worden. 

    Wij zijn geen psychologen, en moeten ons beperken tot leernoden. Dat wil echter niet zeggen dat wij soms ook andere noden zien en dan vinden we het belangrijk om in overleg met de ouders, CLB of ondersteuningsnetwerk een kind in een zorgtraject te helpen zodat die verder kan. 

     

     

    Wat is het onderscheid tussen miniklas of bladbijters?

    Wel dat hangt een beetje van de behoefte van het kind af. Sommige kinderen hebben met extra uitdaging in de klas nog niet genoeg. Ze hebben specifieke hulp nodig bij plannen, omgaan met faalangst of uitstelgedrag. Dat zijn zaken waar specifiek bij de bladbijters aan gewerkt kan worden. Dat wordt dikwijls door grotere - langer durende - uitdagingen geprovoceerd en begeleid.  In de mini klas draait het vooral om het extra cognitief uitdagen: krakboekjes, projectwerk, differentiatie in de klas zelf... Uiteindelijk zijn de bladbijters en mini klas gewoon extra tools die de school ter beschikking heeft om voor CSF kinderen hulp te bieden. Maar het is het schoolteam zelf, samen met ouder en kind, om te bepalen welk instrument het meest zinvol geacht wordt. 

     

    Zo kan er ook gekozen worden om juist geen bladbijter of mini klas toe te passen. 

     

    De dynamiek van een school is net zoals onze samenleving zeer complex. Brede basiszorg is een zo fijnmogelijk vangnet waarbij het welzijn van de kinderen centraal staat. Want enkel een kind dat zich goed voelt kan goed leren. Dat goed voelen is voor elk kind anders: sommige willen veel bewegen en sporten, anderen hebben genegenheid nodig, sommigen vrijheid terwijl anderen juist een strak plan verkiezen. De Broebelschool maakt dan vangnet zo fijnmazig mogelijk door: 

    1. Een schoolteam te hebben met de neuzen in dezelfde richting die allemaal staan voor brede basiszorg. 

    2. Activiteiten te organiseren die niet louter op cognitieve ontwikkeling is gestoeid maar ook op emotionele groei en zelfbewustzijn (rots en water, mos groepen, broebelparlement,...

    3. Er is ook specifieke zorg: kinderen met dyslexie, ADHD, ASS... maar dus ook CSF, moeilijke thuissituatie, armoede vereisen begrip van de juf en de school. 

    4. Al deze activiteiten, leerdoelen en welzijnsfocus moet praktisch georganiseerd worden.

     

    Vandaar deze onderstaande mindmap. 

    Zo zie je bijvoorbeeld dat de klas sowieso contractwerk heeft in de klas. Voor CSF kan dat contractwerk via mini klas gebruikt worden om extra uitgedaagd te worden. Maar ook contractwerk kan gedifferentieerd worden. Sommige CSF kinderen leven zich dan weer helemaal uit in MOS groepen of zelfs projecten in levensbeschouwing. Kortom er zijn zoveel meer leerkansen te creëren dan enkel de cognitieve ontwikkeling van wiskunde en taal. 

     

    De mini klas en Bladbijters zijn dus een onderdeel in deze brede basiszorg. Het is afhankelijk van elk kind welke zorg van toepassing kan zijn. Omdat de Broebelschool een kleine school is hebben zowel leerkrachten, zorgteam, directie daar zicht op. Zij communiceren met de ouders hierover en komen tot een besluit. Ook het kind zelf heeft hierin inspraak. Soms komen we er niet onmiddellijk uit en dan nemen we iets meer tijd om te observeren. Om het zo eerlijk mogelijk te houden proberen we ons aan bepaalde voorwaarden te houden. Dat zijn lijstjes die in de loop der jaren zijn ontstaan en vooral door de zoorcoördinator en directie worden beheert (zie leerkenmerken, leerbehoeften, zorgnoden)

     

    Ook komt het voor dat de school het niet alleen kan oplossen. In overleg met de ouders kan dan gezocht worden naar oplossingen via CLB of gaan de ouders zelf externe hulp inroepen. Hoe meer open communicatie daarover bestaat, hoe beter voor het kind. En heel soms botsen we ook op limieten en dan zal de school dat ook erkennen. 

    Maak jouw eigen website met JouwWeb